‘Tsja. Steek. Nou, hopelijk trekt het snel weg.’ De ironie van deze gedachte bij de start zou snel genoeg blijken. Om maar meteen met de deur in huis te vallen: ik had 21 juni 2014 een slechte hardloopdag. Het voelde zwaar vanaf de start, en dat is niet meer veranderd. Tot aan de finish, 4:02:59 later. Maar laat ik beginnen bij het begin.
De opluchting bij de start was groot. Het Lange Wachten was klaar, nou was het gewoon lopen. Doen waar we al vele maanden voor trainden en vele jaren over praatten.
De eerste kilometers maakte ik me meteen een beetje zorgen. Niet alleen was ik in de voorbereiding niet voorbij de 30K geweest (zo’n zeven weken voor de marathon), ik liep gewoon niet lekker.
We pakten ons van tevoren besproken tempo van 5:30min per kilometer en bleven gaan. Ik hoopte dat mijn normale diesel-gevoel wel een keer zou komen.
De brug, die we bijna meteen op moesten en op 20K weer, viel mee. Natuurlijk ging het pittig omhoog (50m omhoog in ongeveer 700m), maar het ging prima. De eerste 10K kwam ik nog best door, al merkte ik al wel dat ik weinig kopwerk kon doen. Ik dook achter mijn broer, en hield mijn bek. Heel veel meer zat er niet in.
28 kilometer had ik gelopen toen ik bedacht: ik heb echt geen idee hoe ik nu nog meer dan 14 kilometer eruit ga duwen. Met elke stap dacht ik na over hoe lang dit nog was. ‘Dat is dus nu nog een 10K wedstrijd, en dan nog eens een bijna-5K wedstrijd’. De motivatie zakte in mijn schoenen en kwam niet meer terug.
Ik besloot anders na te gaan denken. Vanaf 30K was elke stap een nieuw afstandsrecord en daar hield ik mij aan vast. ‘Elke stap’ werd het nieuwe motto. Elke stap was er eentje. Een stap dichter bij de finish. Ik moest wel hier ons tempo loslaten. Het kon gewoon niet meer.
Leonard en ik hadden al een tijdje voor mijn blessure besloten: we lopen de marathon samen, start tot finish. Toen dachten we dat dit zou betekenen: ik houd mij in en pas mij aan. Tijdens en na de blessure, toen het even niet zeker was of ik wel zou kunnen starten, merkten we al dat onze belofte een ander karakter aannam: Leo zou moeten remmen om bij mij te blijven.
Rond de 30K ben ik even naast mijn broer gaan lopen. ‘Jij moet kiezen,’ zei ik. Wat ik bedoelde was duidelijk. Leonard wilde graag onder de 4 uur zijn eerste marathon lopen, en al liepen we nog minuten voor op dat schema, ik voelde dat ik dat niet ging halen.
Ik heb geen idee meer wat hij precies zei, maar het kwam geloof ik neer op ‘bewaar je adem voor lopen in plaats van domme dingen zeggen. Duik achter me en we gaan de finish halen.’
Binnenkort: het laatste deel van het verslag over de Midnight Sun Marathon!
No comments:
Post a Comment